Italiaansch geschiedschrijver, staatsman en geleerde, geboren te Palermo, 7 Juli 1806; op 16-jarigen leeftijd kreeg hij reeds een staatsbetrekking; kort daarop zag hij zich de plichten van kostwinner voor zijn moeder, broers en zusters opgelegd, daar zijn vader wegens een politieke misdaad tot 30 jaren gevangenisstraf werd veroordeeld. Benarde omstandigheden verbitterden hem derwijze, dat hij op het punt heeft gestaan zich bij een bende bandieten te voegen; omstreeks dien tijd geraakte hij hartstochtelijk verliefd op een Engelsche dame en legde zich met zooveel ijver op de Engelsche taal toe, dat hij deze in zeer korten tijd machtig was, hetgeen zijn behoud was, want het ter wille dezer lady (wier hart of hand hij niet vermocht te winnen) geleerde, bepaalde zijn aandacht bij de studiën, en bezielde hem met nieuwe idealen.
Zijn eerste letterkundig voortbrengsel was een vertaling van Walter Scott’s Marmion, welk werk in 1832 te Palermo verscheen. De regeering begon spoedig zijn politieke gevoelens te wantrouwen, en plaatste hem over naar Napels; in 1842 verscheen van zijn hand La Guerra delVespro Siciliano. (De Siciliaansche Vesper-oorlog), hetwelk zijn voornaamste werk is en dat vele uitgaven beleefde; hij zocht daarin het bewij s te leveren, dat de vreeselijke slachting, onder den naam van Siciliaansche Vesper (zie aldaar) in de geschiedenis bekend, niet het gevolg was van een samenzwering der edelen. Het boek werd weldra verboden en werd derhalve zeer gezocht; onmiddellijk verscheen in Duitschland een vertaling, bewerkt door Dr. Schroeder van Hildesheim en in Engeland eene van de hand van lord Ellesmere. Amari nam de wijk naar Frankrijk, en legde zich op het Arabisch èn het modern-Grieksch toe, tegelijkertijd bouwstoffen verzamelende voor zijn Geschiedenis van de Muzelmannen op Sicilië. Tijdens de revolutie van ’48 in Italië keerde hij naar Palermo terug met een aanstelling van professor in het burgerlijk recht; kort daarop werd hij gekozen tot voorzitter van het oorlogs-komité ; vervolgens werd hij met een diplomatieke opdracht namens het voorloopig bewind naar Frankrijk en Engeland gezonden.
In 1848 verscheen ook te Parijs zijn brochure : La Sicile et les Bourbons, waarin hij de aanspraken van den Napolitaanschen souverein op Sicilië kritiseerde. Nadat de Siciliaansche opstand gedempt was, vestigde Amari zich weer te Parijs en leverde bijdragen in verschillende wetenschappelijke tijdschriften. Gedurende de dictatuur van Garibaldi was hij eerst minister van buitenlandsche zaken en vervolgens (1863) minister van openbaar onderwijs. In 1864 trok hij zich in het burgerlijk leven terug. Hij stierf in 1889.