poolsch staatsman, geb. te Guzow 1765, overl. te Florence 1831, neef van den vorige, was achtereenvolgens afgevaardigde op den Rijksdag, lid van de Kamer van financiën, en buitengewoon gezant te ’s Gravenhage. Toen Kosziusko den vrijheidsoorlog tegen de Russen begon (1794) rustte hij op eigen kosten een regiment kurassiers uit, waarmede hij deel nam aan den krijg.
Na de nederlaag van Kosziusko nam hij de wijk naar Venetië, later naar Parijs. In 1802 keerde hij in zijn vaderland terug, trad na den vrede van Tilsit als bemiddelaar op tusschen zijn landgenooten en Czaar Alexander en werd door deze tot senator benoemd (1810), waarna hij zich naar Italië begaf. Hij schreef: Gedenkschriften over Polen en de Polen (1788—1815) en componeerde fraaie melodieën op ital. en fransche gedichten, benevens schitterende polonaises.