Gepubliceerd op 29-03-2021

Michaël (byzantium)

betekenis & definitie

naam van verschillende byzantijn.sche keizers:

1) M. I Rhangabé, byz. keizer van 811— 813, zoon van den patriciër Theophylactus, door keizer Nicephorus I, met wiens dochter Procopia hij huwde, tot hooge ambten verheven, bracht na diens dood met de hulp der beeldenvereerders en der geestelijkheid zijn zwager Stauracius (2 Oet. 811) ten val en besteeg zelf den troon. Zijn onbekwaamheid in den oorlog tegen den koning der Bulgaren, die hem 22 Juni 813 in den slag bij Bersinicia in de nabijheid van Adrianopel overwon, waarna hij de vlucht nam, was oorzaak dat hij door Leo V, den Armeniër, van den troon gestooten werd; hij leefde verder als monnik onder den naam Athanasius tot 845 in een klooster.
2) M. II, de Stamelaar, byz. keizer van 820 —829, van nederige afkomst uit Atnorium in Phrygië, onderscheidde zich onder Leo V als veldheer, doch geraakte naderhand met den keizer in oneenigheid en werd in den kerker geworpen. Door een samenzwering in vrijheid gesteld en aanstonds (25 Dec. 820) op den troon verheven, bood hij wel het hoofd aan den opstand van den pretendent Thomas 822— 824, doch verloor 825 Creta en 827 Sicilië aan de Sarracenen. Hij trachtte door gematigdheid den godsdienstvrede te herstellen, doch ging later .tot de beeldstormers over. Hij overl. 1 Oct. 829.
3) M. III, de Dronkaard, byz. keizer van 842—867, kleinzoon van den vorige, zoon van Theophilus, was bij den dood zijns vaders in 842 slechts 4 jaar oud en stond tot 856 onder voogdijschap van zijn moeder Theodora en zijn oom Bardas. Door laatstgenoemde op verkeerde wegen geleid, werd M. een woestaard, onder wiens regeering Arabieren en Russen het rijk in gevaar brachten. In 857 zette hij den patriarch Ignatius, die hem niet beviel, af en stelde Photius in diens plaats. Nadat hij 21 April 866 zijn oom Bardas had laten vermoorden, werd hij zelf door zijn eerzuchtigen gunsteling Basilius I, den stichter der macedonische dynastie, 23 Sept. 857 vermoord.
4) M. IV, de Paphlagoniër, byz. keizer van 1031—41, was eerst kamerdienaar bij keizer Romanus III en kwam vervolgens, nadat hij deze in het bed gesmoord had, als tweede gemaal van keizerin Zoë op den troon, 11 April 1034. Onbekwaam om zelf te regeeren, daar hij aan vallende ziekte leed, liet hij de regeering geheel over aan zijn broeder Johannes, die door meerendeels knappe veldheeren, zooals Maniaces en Theoctistus, tegen de Sarracenen in Azië, de Arabieren en Noormannen op Sicilië, de Albasgen en Petsjenegen oorlog liet voeren, terwijl M. door vrome werken zijn vroegere zonden trachtte uit te boeten. In 1040—41 trok M. persoonlijk, hoewel doodziek, tegen de oproerige Bulgaren op en versloeg hen. Naar Constantinopel teruggekeerd, overleed hij kort daarop, 10 Dec. 1041.
5) M. V, Calaphates, byz. keizer van 10 Dec. 1041 tot 21 April 1042, neef van den vorige, volgde dien op als aangenomen zoon van keizerin Zoë; daar hij haar evenwel na enkele maanden wilde doen verbannen, werd hij door een volksoproer van den troon gestooten, van het gezicht beroofd en in een klooster opgesloten.
6) M. VI, Stratioticus, byz. keizer van 1056—57, was eerst veldheer en senator, werd door Zoë’s zuster Theodora, die haar als keizerin opvolgde, tot haar opvolger benoemd en besteeg in Aug. 1056 den troon. Maar reeds 31 Aug. 1057 werd M. door een algemeenen opstand van den griekschen adel in KleinAzië gedwongen, ten gunste van Isaac Comnenus afstand te doen van de regeering, waarop hij zich in een klooster terugtrok.
7) M. VII, Ducas Parapinaces, byz. keizer van 1071—78, de zoon van Constantijn X Ducas en Eudocia Macrembolitissa, kwam in 1071 na den val van zijn stiefvader Romanus IV aan de regeering. Hij had slechts smaak voor onnutte geleerdheid, liet de regeering van zijn rijk over aan gewetenlooze ministers, verloor de laatste grieksche bezittingen in Italië aan de apulische Noormannen van Robert Guiscard, een groot gedeelte van KleinAzië aan de Seldsjoeken en werd in Maart 1078 door den overweldiger Nicephorus Botaniates gedwongen afstand te doen.
8) M. VIII, Palaeologus, grieksch keizer te Nicea sedert 1259, vervolgens te Konstantinopel van 1261—82, geb. 1224, door zijn moeder Irene kleinzoon van keizer Alexis Angelus, was' legeraanvoerder van het keizerlijk huis Lascaris te Nicea, maakte van de onlusten, die na den dood van keizer Theodorus II te Magnesia tegen Muzalon, den voogd van den onmondigen keizer Johannes IV, in Aug. 1258 uitbraken, gebruik om het regentschap in handen te nemen, en liet zich 1 Jan. 1259 tot medekeizer te Nicea kronen. Schitterend succes tegen de fransche en epirotische vijanden der Byzantijnen op het Balkan-schiereiland en het winnen (25 Juli 1261) der oude, sedert 1204 zich in handen der Franschen bevindende hoofdstad van het rijk, Konstantinopel, maakten het hem mogelijk, den jongen Johannes IV geheel ter zijde te schuiven. M. was de stichter der laatste byzantijnsche dynastie, de Paleologen, verdedigde het rijk met goed gevolg tegen de talrijke vijanden, die het vooral van het westen bedreigden en onder wie Karel van Anjou de gevaarlijkste was; hij overleed 11 Dec. 1282. Zijn autobiographie is met een russische vertaling door Joan Troitzki te Petersburg in 1885 uitgegeven onder den titel Imperatoris Michaelis Balaeologi de vita sua opusculum.
9) M. IX, Paleologus, kleinzoon van den vorige, zoon van keizer Andronicus III, kreeg 1295 den keizerlijken titel, doch overleed lang vóór den dood zijns vaders, 12 Oct. 1320 te Thessalonica in den ouderdom van 43 jaren.

< >