of Meneken, duitsche familie van geleerden, onder wie vooral genoemd dienen te worden:
1) Otto, geb. 22 Maart 1644 te Oldenburg, overl. 18 Jan. 1707 als hoogleeraar in de moraal te Leipzig, stichtte in 1682 met Carpzov, Leibniz e. a. door de Acta Eruditorum het eerste geleerde tijdschrift in Duitschland.
2) Johann Burkhard, zoon van den vorige, geb. 27 Maart 1675 (volgens anderen 8 April 1674) te Leipzig, studeerde aldaar in de theologie en werd 1699 hoogleeraar in de geschiedenis; in 1708 werd hij door Frederik August tot diens geschiedschrijver benoemd; hij overl. 1 April 1732 te Leipzig. Hij verwierf zich blijvende verdienste door de uitgave der Scriptores rerum Germanicarum, praecipue Saxonicarum (3 dln., Leipz. 1728-—30). Groot opzien verwekte hij door zijn satirieke Orationes duae de charlataneria eruditorum (ald. 1715 en meerm.) die in het duitsch en verschillende andere talen vertaald werden. Na den dood van zijn vader zette hij de Acta eruditorum voort, en in 1715 stichtte hij de Neue Zeitungen von gelehrten Sachen, welke beide bladen door zijn zoon Friedrich Otto (geb. 3 Aug. 1708, overl. 14 Maart 1754 te Leipzig) werden voortgezet. Onder den naam Philander von der Linde was hij tevens een geliefd dichter en voorzitter van de „Deutschübende poëtische Gesellsehaft” te Leipzig. Zijn gedichten verschenen aldaar in 4 dln. (1710—15).
3) Anastasius Ludwig, een achterkleinzoon van een neef van bovengenoemden Otto M., geb. 2 Aug. 1752 te Helmstedt, overl. 5 Aug. 1801 te Potsdam, trad 1776 in pruisischen staatsdienst, werd 1782 kabinetssecretaris van Frederik den Grooten en 1786 kabinetsraad; hij was van liberale gezindheid en streed herhaaldelijk tevergeefs om hervormingen. Zijn dochter Wilhelmine, geb. 24 Febr. 1790, werd 1806 de echtgenoote van Ferdinand v. Bismarck en 1815 moeder van den lateren rijkskanselier vorst v. Bismarck.