Gepubliceerd op 23-02-2021

Meervalachtigen

betekenis & definitie

Siluroidei, vischfamijie van de orde der weekvinnigen, bevattende een aantal visschen met een langwerpig verlengd, geheel of gedeeltelijk met beenige schilden bepantserd of ten volle naakt en nimmer met echte schubben bekleed lichaam en een breeden, platten kop met rudimentaire, tot twee lange baarddraden verlengde bovenkaaksbeenderen. Alle M. hebben weeke vinnen met gelede stralen; velen hebben een vetvin.

Een zwemblaas is bij de meesten aanwezig. Behalve de genoemde baarddraden komen aan den mond nog dikwijls andere draadachtige verlengselên voor. Met weinige uitzonderingen zijn alle M. zoetwatervisschen. Men kent omstreeks 500 soorten; daarvan komen in de gematigde luchtstreek slechts enkele voor en in de koude luchtstreek heeft deze familie geen enkelen vertegenwoordiger; het groote meerendeel leeft tusschen 35° N.B. en Z.B.; bijna de helft der bekende soorten komt in Amerika ' voor, terwijl in Europa slechts een enkele soort leeft. De familie der M. wordt veelal in meerdere onderfamiliën gesplitst: Laricarini (Pantsermeervallen), Callichthyini (zie ald.), Silurini (eigenlijke M.), Aspredinini, Chacoini, Heterobranchini; de vijf eerste daarvan komen onderling hierin overeen, dat de kieuwen enkelvoudig zijn. De pantsermeervallen, zeer zonderling gebouwde visschen, zijn bekleed met een pantser van 3, 4 of 5 rijen schilden; de mond staat niet aan het einde maar aan de onderzijde van den kop; de lichaamsgedaante loopt nog zeer uiteen (van platgedrukt tot rolrond); over het algemeen bereiken deze visschen slechts een geringe grootte; onder de geslachten behooren Loricaria, Hemiodon, Acestra, Acanthiscus, Hypostomus, Plecostomus tot de bekendste.

De pantsermeervallen komen uitsluitend voor in de tropische zeeën. De eigenlijke meervallen, die verreweg de soortenrijkste onderfamilie vormen, hebben een geheel naakte of met een enkele overlangsche rij van schilden bedekte huid. Hiertoe behoort de eenige europeesche meerval, Silurus glanis, een der grootste zoetwatervisschen van Europa; hij kan in zijn eigenlijk vaderland (oostelijk Europa, waar hij vooral menigvuldig is in Spree, Pregel, Oder, Donau, Weichsel, Theiss en Elbe) een lengte bereiken van 3 meter; hij is een verslindende roofvisch, die niet enkel andere visschen, maar ook vogels en allerlei andere dieren, die zich te water begeven, verzwelgt. Gewoonlijk houdt hij zich dicht bij den bodem op en loert van daar op prooi. De meerval kwam ook voor in het voormalige Haarlemmermeer.

< >