nederlandsch letterkundige, geb. te Leiden 1849, promoveerde 1880 in de rechten te Amsterdam, was leeraar aan de H. B.
S. te Goes (1873—77), en het gymnasium te Amsterdam (1879—83), voorts werd hij lid van den Raad van Beheer van de kon. vereeniging het „Nederl. tooneel” (secretaris en lett. adviseur), en redacteur van het weekblad „De Amsterdammer”. Zijn voornaamste werken zijn: Een liefde in het zuiden, Liana, Van eene Sultane, Walier, gedichten; Vi t.r, Saccha, Fokel, Operettebloed, romans; Blond en Blauw, Panaché, Fortuin, Calypso, Jonquilles, novellenbundels; Brinio, De roos van Dekama, Malei ghys, De Pahli-paarlen, dramatische werken. Een aantal van zijn werken deed hij het licht zien onder den schrijfnaam Fiore della Neve.