friesch geslacht, van welks leden wij vermelden:
Hessel M., overl. 1312, werd 1306 tot potestaat of handhaver der friesche vrijheden benoemd; onder zijn bestuur werden de Hollanders onder Willem III bij Stavoren geland, weer verdreven.
Hessel M., een der hoofden van de Schieringers, mede-onderteekenaar van den brief van opdracht van ’t hoogbewind aan den hertog van Saksen (1498), voerde het bevel bij de belegering van Franeker in 1500; bracht later in het belang van Friesland een bezoek aan het hof te Madrid (1516), ging daarop naar Jeruzalem en overl. te Rhodus, 1517.
Kempo van M., raad van Karel V, die hem tot ridder sloeg, was een geleerd en in de diplomatie doorkneed man en werd herhaaldelijk voor belangrijke zendingen gebruikt. De Staten van Friesland stelden hem aan tot ’s lands geschiedschrijver, belastten hem met het opstellen van een Landboek ofte annael, waarin alles, wat sedert de komst van hertog Albert van Saksen in Friesland (1498— 1531) belangrijks was voorgevallen, moest worden opgeteekend, en benoemden 6 edelen en 4 raadslieden om zijn werk te controlesren. Reeds in 1532 kwam het werk gereed en droeg de goedkeuring weg der Staten, die hem opdroegen om er 2 afschriften van te leveren. Het kwam eerst in het licht in 1773, in het 2de deel van Frieslands Charterboek van den baron Thoe Schwartzenberg en Hohenlandsberg. Het werk is inzonderheid belangrijk, om de friesche zaken te Ieeren kennen vóór 1530, doch is overigens niet meer dan een kroniek. Hij overi. in 1538.
Duco van M., mede-onderteekenaar van het verbond der edelen, en onvermoeid strijder voor vrijheid van godsdienst; weigerde in 1568 den opnieuw gevorderden eed, bleef echter bij Robles gezien, die hem omtrent allerlei zaken raadpleegde. Hij hield heimelijk verstandhouding met Oranje, bevorderde de omwenteling in Friesland, en toen de aanslag op Leeuwarden mislukte, trok hij naar Sneek (1572), waar hij aan van Bronkhorst gelegenheid gaf zich met ’s prinsen volk in Friesland te vestigen. Door dezen werd hij met twee anderen aangesteld, om de kerkelijke goederen te bewaren en ze ten dienste der gemeene zaak te besturen. Toen de oorlogskans keerde, moest hij het land ruimen, en zag zich kort daarop gebannen en buiten de algemeene vergiffenis gesloten. De prins stelde hem aan tot admiraal v/d Zuiderzee en hij deed als zoodanig den Spanjaarden veel afbreuk. Na de pacificatie van Gent kwam hij in Friesland terug, was met veel beleid werkzaam als gedeputeerde van staat in 1577, en wist het gezag der Staten tegen het nog spaanschgezinde hof te handhaven.
Hij werd een jaar later drossaard van Harlingen en grietman van Barradeel, en werkte mede tot het sluiten der Unie. Prins Willem I gebruikte hem voor vele gewichtige zaken. Hij verzette zich met kracht tegen de lagen van Leicester en hield zich staande tot aan zijn dood. Hij schreef in het latijn eenige gedichten.