(gravin) gunstelinge van koning Augustus II van Polen, geb. te Starlen 1668, overl. te Quedlinburg 1728, trok de aandacht van dezen vorst toen zij zich naar Dresden had begeven om zijn bescherming in te roepen tegen bankiers te Hamburg, die de nalatenschap van haar broeder wederrechtelijk onder hun berusting hielden. In 1676 schonk zij den koning een zoon, den lateren maarschalk Maurits van Saksen.
Aan haar invloed en bemoeiingen had Augustus het vooral te danken, dat hij den poolschen troon beklom. K. was op het laatst van haar leven in den kloosterlijken staat getreden en stierf als abdis van Quedlinburg. Zij beoefende met veel talent de letteren, schreef fransche en duitsche gedichten en vervaardigde een tooneelstuk in ’t fransch, Cecrops geheeten, dat te Stockholm werd opgevoerd.