L., kaasjeskruid, malowe, maluwe, keesjesbloem, plantengeslacht van de familie der Malvaceeën (zie ald.), met een 20-tal soorten, die voor het meerendeel inheemsch zijn in de noordelijke gematigde zone der oude wereld; het zijn kruiden met vertakten stengel, gesteelde, hardnervige bladen en okselstandige bloemen. Vele zijn gezochte sierplanten.
In Nederland groeien in het wild: M. alcea, het vijfdeelig kaasjeskruid, met rosé, reuklooze bloemen; Af. moschata, de muskusmalowe, met lichtrose bloemen die naar muskus rieken; M. sylvestris, het groote kaasjeskruid, een 1 m. hooge plant met ruwbehaarden stengel en vrij groote lichtpurperen, donker gestreepte bloemen; Af. vulgaris, de gewone of kleine malowe, 45 centim. groot, met rosé tot witte bloemen; Af. rotundifolia, het rondbladig kaasjeskruid.