Gepubliceerd op 23-02-2021

Magistratus

betekenis & definitie

lat., bij de Romeinen zoowel het ambt van een overheidspersoon als de persoon die het bekleedt. Oorspronkelijk was de regeerende macht geheel vereenigd in de koningen, die slechts enkele ambtenaren, voorzoover ze noodig waren, aanstelden.

Na het verdrijven der koningen ging hun geheele macht op het volk over, dat het imperium (zie ald.), het hoogste militaire, en de potestas, het hoogste burgerlijk gezag van jaar tot jaar verleende aan (voor dat tijdsbestek) onafzetbare ambtenaren, die eerst na het verstrijken van hun ambtsjaar ter verantwoording geroepen konden worden. Het hoogste ambt, het consulaat, werd over twee personen verdeeld; voor het beheer der schatkist werd tegelijk de quaestuur ingesteld, in 444 v. Chr. de censuur voor de schatkist en telling, in 366 voor de rechtspraak de praetuur; deze ambten mochten alleen door patriciërs bekleed worden; voor de plebejers werd in 494 het ambt van volkstribuun en aedilis ingesteld.De volgorde in het bekleeden der ambten

was vastgesteld en de leeftijd voor ieder ambt bepaald. Voorts waren er nog buitengewone ambten, zooals de dictatuur (in 498 ingesteld), de Decemviri legibus scribundis (451 en 450) en uit den laatsten tijd der republiek de Tresviri reipublicae constituendae. Tusschen de ambten bestond verschil van rang; men onderscheidde M. maiores (consulaat, praetuur, censuur) met de sella curulis (vandaar ook wel curulische ambten genoemd), en M. minores zonder de sella. De ambten werden niet gesalarieerd ofschoon het veroveren daarvan dikwijls enorme sommen kostte; in den lateren tijd der republiek stelde men zich gewoonlijk schadeloos door het bestuur eener provincie. In den keizertijd bleven de meeste republikeinsche ambten bestaan, doch met beperkte bevoegdheid; de verkiezing berustte bij den senaat, die zich naar den wensch des keizers te schikken had. De onmiddellijk door den keizer benoemde ambtenaren stonden echter boven hen in macht.

< >