Ludwig foglar

betekenis & definitie

Oostenrijksch schrijver, geb. 24 Dec. 1820 te Weenen, studeerde aldaar, werd daarop koopman, en overl. 15 Aug. 1889 te Kammer, aan het Attermeer. Hij schreef: Cypressen (gedichten Weenen 1842), Strahlen und Schatten (gedichten, Lpz. 1846), Ein Stück Leben (gedichten, Pest 1847), Verworfene Schauspiele, (1847), Klara von Bissegrad (episch gedicht, 1847), Geschichten und Sagen, (1848), Freiheitsbrevier (gedichten, 1848), Erzählungen und Novellen, (1854), Neuere Gedichte (1859), Donausagen (1860), Still und bewegt (gedichten, 1862), Reliquien eines Honred (1862), Novellenbuch (Weenen (1863), Minnehof, Roman in Medern, (1864), Freudvoll und leidvoll (gedichten, Leipz. 1867). Sanct Velociped, onder den schuilnaam Leberecht Flott (Hamb. 1869), Beethoven, Legenden (1870), Gedichte (Lpz. 1883), Geschichten und Gedenkblätter in Versen (1883).