(vorst) beiersch staatsman, in 1791 geb., volgde zijn vader na diens dood in 1802, onder voogdijschap zijner voortreffelijke moeder, in de regeering van het toen nog souvereine kleine vorstendom O. op. Nadat het gemediatiseerd was was koos O. de politieke loopbaan.
Op de landdagen van 1819 en ’22 had hij zitting in de> kamer der rijksraden, maar werd om de vrijmoedige uiting zijner gevoelens daaruit ontslagen en moest wegens zijn huwelijk met de dochter van zijn tuinman zijn vrije heerlijkheid aan zijn broeder overdragen. Toen koning Lodewijk aan de regeering gekomen was, werd hij in 1831 minister van binnenl. zaken, doch spoedig ontslagen. Onder koning Maximiliaan I plaatste hij zich in de kamer der afgevaardigden aan het hoofd der uiterste linkerzijde. In 1862 legde hij zijn mandaat neer, ging naar Zwitserland en overl. 22 Juni te Lucern.