duitsch romancière, geb. 3 Juli 1847 te Altenburg, dochter van den vorige, gaf op 20-jarigen leeftijd haar eersten roman uit: Eine brandenb. Hofjungfer (3 dln.
Berl. 1868), was medewerkster van bladen en tijdschriften van streng christelijk- conservatieve richting, huwde in 1887 met den predikant Wilhelm Johnsen, te Neustadt bij Coburg, en overl. ald. 6 April 1889. Zij schreef meest historische romans en biographieën; te noemen zijn: de romans Von Brandenburg zu Bismarck (1873), Unterm Sparrenschild (1877), Deutsche Träumer (1879), Zünftig (1880), Lottchen Lindholz (1882), Prinz Wilhelm (1883), Alaaf Köln (1884), Fromm und Feudal (1886), Reiche Leute (Gotha 1887), Salz und Wein (Lpz. 1888), Der Musterschreiber (Berl. 1889), Andernach und Clairveaux (Jena 1889), de novellenbundels Gott mit uns (Berl. 1883), Aus Dar and Moll (3 dln. 1886), de vertellingen Jesiis meine Zuversicht (3de dr. 1894), Des Eaisers Gast (3de dr. 1894) en Die Frau Kriegsratin (1886) en de biographieën: Elisabeth Luisc, Königin von Preuszen (1881), Agnes Fürstin Peusz jüngerer Linie (Lpz. 1887), Augusta, Kaiserin-Königin (verschenen 1810), eindelijk Barackenhben, Skizzen aus einem Militarlazarett (1872).
