romeinsch, keizer, geb. te Antium 37 na Chr., overl. bij Rome 68, zoon van Domitius Ahenobarbus. en Agrippina, dus voorzoon van keizer Claudius, wien hij in de regeering opvolgde (54), ten. nadeele van Brittanicus (zie ald.). Door Burrhus en Seneca werd hij opgevoed, en bleek, gedurende de eerste vijf jaar van zijn bewind — het quinquennium Neronis — een waardig leerling van deze uitstekende mannen te zijn.
Doch de heerschzucht van zijn moederen haar bedreiging om Brittanicus’ rechten, op den troon tegenover hem te doen gelden, ingeval hij zich geheel aan haar invloed zon onttrekken, deden hem de eerste stappen op het pad der misdaad zetten. Brittanicus liet hij in 55, zijn moeder in 59 ombrengen; daarna verliet hij zijn vrouw, de deugdzame Ootavia; doodde met een voetstoot zijn bijzit, Poppea, en stak, ten einde een begrip van den ondergang van Troje te krijgen en wellicht ook om zijn bouwlust te kunnen botvieren, een deel der stad Rome in brand (64). Prachtiger dan het te voren was deed hij dit weder herbouwen en richtte o. a. het vermaarde „Domus aurea Neronis” (Gulden huis van Nero) op, een grootsch, weelderig ingericht paleis met tuinen, parken, vijvers en waterwerken (64). De gevolgen van de algemeene verontwaardiging welke deze wandaad had opgewekt, vreezend, wees hij nu als stichters van dien brand de Christenen aan, die zich in de hoofdstad des rijks bevonden, en begon de eerste Christenvervolging, waarbij de apostelen Petrus en Paulus den dood vonden en de vreeselijkste gruweldaden werden gepleegd (64—68). Meer en meer vermaak scheppend in tooneelen van bloed en tranen, al dieper en dieper verzinkend in den poel van walgelijke ongebondenheid en tevens zich al hooger en hooger verheffend op zijn gewaande gaven als dichter, zanger en tooneelspeler, werd hij geheel zijn rijk ten spot en verachting. Ben samenzwering werd tegen hem gevormd onder leiding van Piro, doch ontdekt en in het bloed van velen der beste Romeinèn gesmoord; ook zijn leermeester Seneca liet hij toen ombrengen.
Gelukkiger waren Vindex, stadhouder van Gallië en Galba, stadhouder van Spanje; zij haalden de troepen in hun gewest tot opstand over, rukten naar Rome op en laatstgenoemde werd tot keizer erkend, ook in de hoofdstad door den senaat en de lijfwacht. Nero, vogelvrij verklaard, vluchtte naar het huis van een zijner vrijgemaakte slaven buiten Rome en werd, toen hij ruiters hoorde naderen, afgezonden om hem te vatten, op verzoek door deze doorstoken. Zijn laatste woorden waren: „Welk een kunstenaar verliest thans de wereld!” Op grond van zijn ongehoorde wreedheid en ijdelheid meenen enkelen, dat Nero in de laatste jaren van zijn leven door krankzinnigheid was aangetast.