koningin van Zweden, geb. te Berlijn 1720, overl. te Svartsjoe 1782, was de dochter van Frederik Wilhelm I, koning van Pruisen, huwde in 1744 Adolf Frederik, den toekomstigen koning van Zweden, dien zij geheel beheerschte, ook toen hij op den troon was geklommen. Bij zijn dood (1771) werd zij door den nieuwen koning Gustaaf III van het hof verwijderd en toen zij poogde haar vroegeren invloed te herwinnen, zelfs uit haar geliefkoosd verblijf te Drottningholm verdreven.
De laatste jaren haars levens sleet zij in eenzaamheid. Evenals haar broeder, koning Frederik II van Pruisen, koesterde zij innige bewondering voor alles wat fransch was; zij beoefende de fransche letterkunde en riep verschillende fransche kunstenaars aan het hof.