fransch philoloog, geb. 13 Oct. 1799 te Parijs, werd 1822 leeraar aan het college te Bourg (dep. Ain), was sedert 1827 aan verschillende scholen te Parijs werkzaam, werd 1849 aan de bibliotheek Ste.-Geneviève bibliothecaris en 1864 conservator en nam 1882 ontslag; 1864 werd hij' lid der Académie des Inscriptions; hij overleed 17 Nov. 1884 te Parijs.
Q. heeft zich verdienstelijk gemaakt door talrijke schooluitgaven met lat. aanteekeningen en vooral door zijn veelgebruikte woordenboeken: Dictionnaire latinfrançais (1844 en meerm.), Vocabulaire des noms propres de la langue latine (1846), Dictionnaire français-latin (1858 en meerm.), Addenda lexicis latinis (1862); voorts dienen genoemd zijn: Traité de versification latine (1826 en meerm.), Nouvelle prosodie latine (1839 en meerm.), Tableaux de musique (1835) en de biographie Adolphe Nourrit (3 dln., 1867); zijn grammaticale en metrische verhandelingen vereenigde hij in de Mélanges de philologie (1879).