geb. te Amsterdam 21 Maart 1847, ontving zijne opleiding bij den boekh. uitg. J.
H. Gebhard en Co., en vestigde zich in 1872 als boekhandelaar te Amsterdam, werd in 1877 Bibliothecaris van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels en in 1879 benoemd tot Conservator van de gedrukte werken der Bibliotheek van de Rijks-Universiteit te Leiden, en in 1893 tot Bibliothecaris van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde aldaar, welke beide betrekkingen hij thans nog bekleedt. Voornaamste geschriften: Proeve eener bibliographie van de Nederlandsche dialeden (Culemborg, 1882), Bibliotheek van Nederlandsche pamfletten, 1600—1702 (’s-Gravenhage, 2 dln. 1882—84), Bibliographie der Middelnederlandsche taal- en letterkunde (Leiden, 1888, bekroond), Overzicht der pamfletten en geschriften over den Spaanschen successie-oorlog, 1701—1710 (1900), [Gemaakt voor Lord Wolseley’s werk over dien oorlog]. Geschriften van Multatuli. Bibliographisch overzicht in Multatuliana, door A. S.
Kok en Louis D. Petit. (Baarn, 1903), Geschriften van Melati van Java, Marcellus Emants, Fiore della Neve, Frederik van Eeden, Louis Couperus. Bibliographische overzichten voor Geschiedenis der Noord-Nederlandsche letteren in de XlXe eeuw, door Jan ten Brink. (2de druk, Rotterdam, 1903). Voorts verschillende bibliografieën bij levensberichten in de door de Maatschappij der Nederl. letterkunde uitgegeven reeks; bijdragen in tijdschriften als Onze Tijd, Kennis en Kunst, Wetenschappelijke bladen, Le Livre, enz.