L., plantengeslacht van de familie der Lobeliaceeën (zie ald.), met ongeveer 200 soorten, inheemsch in de tropische en gematigde luchtstreken, behalve in Midden-Europa en West-Azië. Het zijn kruiden, zelden struiken, met groote, meest levendig gekleurde bloemen.
Vele soorten zijn geliefkoosde sierplanten; van eene noord-amerik. soort, L. inflata, is het kruid onder den naam Herba Lobeliae officineel; het wordt in den vorm eener tinctuur als zacht narcotisch middel tegen asthma aangewend. In Nederland groeit eene soort in het wild, L. Dortmanna, de waterlobelia, een kruidachtige, overblijvende, tot 60 centim. hooge plant, met bijna bladloozen stengel, een dicht roset van ondergedoken wortelbladen, en knikkende bloemen, die vereenigd zijn tot een armbloemig trosje; bloemkroon wit met blauwachtige buis; is niet zeer algemeen, komt voor in heidepoelen.