395—387 v. Chr., op aandrijven van Perzië door de verbonden, staten Corinthe, Argos, Thebe en Athene begonnen om de drukkende heerschappij van Sparta van zich af te schudden.
Een strijd tusschen de opuntische Locriërs, de bondgenooten van Thebe, en de Phocensen, de beschermelingen van Sparta, gaf de aanleiding tot het uitbreken van den oorlog, welks voorspoedig begin (nederlaag en dood van Lysander voor Haliartus in 395) tot de vorming van een bondsraad uit genoemde staten voerde, die van Corinthe uit den oorlog leiden zou. Met perzisch geld gesteund, riep de Corinthische bond alle Hellenen voor de vrijheid op. Wel overwonnen in 394 de Spartanen bij Nemea in de Peloponnesus en bij Coronea in Beotië, maar de vruchten dezer overwinning gingen verloren door de nederlaag hunner vloot bij Cnidus. Terwijl de Atheners met het door Conon overgebrachte perzische geld de Lange Muren weer opbouwden, zagen de Spartanen zich tot de Peloponnesus beperkt, waar zij onder aanvoering van Agesilaus, gesteund door de verdreven Corinthische aristocraten, van 393—390 met afwisselend gevolg om het bezit van den Isthmus streden. De oorlog te land kwijnde weldra tengevolge van de uitputting en de oneenigheid van den corinthischen bond. Alleen Athene trachtte met ijver en succes zijn hegemonie in den archipel te herstellen, maakte daardoor echter den argwaan van Perzië gaande, dat toenadering zocht tot Sparta en naar het voorstel van den Spartaan Antalcidas op het congres te Sardes in 387 de voorwaarden van den vrede (van Antalcidas) voorschreef, waardoor de heerheerschappij over Griekenland tusschen Perzië en Sparta verdeeld werd.