Deze is van de oudste tijden af, tot op dén huidigen dag onveranderd gebleven. Kenschetsend is het onverschillig vasthouden aan de van oudsher overgeleverde vormen van leer en eeredienst en een diep zedelijk verval.
Daarbij neemt deze kerk de plaats in van een afzonderlijke secte en onderscheidt zich door haar vijandigheid tegenover andere christelijke kerkgenootschappen. Het christendom der K. is dat der Monophysieten of Eutychianen, de secte die in de 5de eeuw ontstond. Slechts een zeer klein gedeelte der Kopten is met de roomsche of de grieksche kerk geünieerd, terwijl de groote menigte als jacobitische Kopten een zelfstandige plaats inneemt. Het opperhoofd der K. is de patriarch te Kairo, die als opvolger van den evangelist Marcus wordt beschouwd en door de monniken van de vijf voornaamste kloosters in Egypte uit hun midden gekozen wordt. De patriarch benoemt den abuna van Abyssinië, die na hem den hoogsten rang heeft. De twaalf uit de monniken gekozen bisschoppen zijn evenals de priesters meestal ruw, onbeschaafd en verslaafd aan den drank.
Gezongen en gebeden wordt er in de taal der Egyptenaren uit de 3de eeuw na Chr., welke zelfs door zeer weinig priesters verstaan wordt. In den laatsten tijd hebben zich dan ook vele Kopten, vooral de meer voornamen in Opper-Egypte' door amerikaansche zendelingen tot het protestantisme laten overhalen. Dit geschiedde vooral door het stichten van goede scholen en de verspreiding van goedkoope arabische bijbels. De r.-kath. godsdienst, door verschillende ordesgeestelijken, vooral Franciscanen, op het eind der 17de eeuw ingevoerd, wordt slechts in enkele kleine gemeenten van Opper-Egypte beoefend; er is een apostolische vicaris voor de katholieke Kopten in Kairo.