de vruchten der in het oosten inheemsche kolokwintkomkommer, Citrullus colocynthus (Cucumis colocynthus); zij hebben de grootte van een vuist, zijn kogelrond, van buiten glad en geel; bevatten een sponsig, wit, uitermate bitter vleesch; zij komen geschild en gedroogd in den handel, meest van Haleb en Alexandrië, verder van Mogador en Spanje. De K. bevatten een bittere, in water en alcohol oplosbare stof, colocynthine of kolokwinthitter, waaraan zij haar drastisch-purgeerende werking danken.
De -K. zijn onder den naam Fructus Colocynthidis officineel, doch worden weinig meer aangewend; reeds kleine giften n.l. wekken een overmatigen, waterigen stoelgang op, grootere giften kunnen zware brakingen, diarrhee, koliek en ontsteking van het maag- en darmslijmvlies, zelfs zekere vergiftigingsverschijnselen als onmacht, ijlen enz., veroorzaken. De K. kunnen wegens hun groote bitterheid, ook gebruikt worden om ongedierte te verdrijven.
