Gepubliceerd op 23-02-2021

Kiesrecht

betekenis & definitie

De verkiezing of het benoemen van functionarissen, waardigheidsbekleeders, vertegenwoordigers enz. bij vrije keuze der belanghebbenden (de kiezers), heeft ten doel om voor een functie den meest geschikten of den meest gewenschten persoon te vinden. Zij geeft de beslissing in de vraag wie een of ander ambt bekleeden zal in handen van een grootere of kleinere groep van onmiddellijke belanghebbenden, en is derhalve een demokratische instelling, en het middel om het grootst mogelijk aantal der belanghebbenden bij een benoeming, tevreden te stellen.

Het recht om mede te kiezen noemt men kiesrecht. Reeds in de oudheid werden verschillende ambten en posten bezet langs den weg der verkiezing. Het kanonieke recht heeft voor eenige ambten het stelsel der benoeming door keuze zorgvuldig in stand gehouden. In republieken wordt ook het hoofd van den Staat gekozen (zie b.v. Frankrijk, en wat de Vereenigde Staten betreft, het artikel Electoral College). Bijzondere beteekenis hebben in den tegenwoordigen tijd de verkiezingen voor de staatslichamen; hierbij treedt de openbare meening op als het orgaan dat beslist omtrent de wijze waarop de Staat moet worden geregeerd.

Van het grootste belang voor de richting, de koers, waarin een Staat zich zal bewegen, is daarom de kieswet, de wet die het kiesrecht regelt. De meestvoorkomende vormen van kiesrecht zijn 1) het algemeen kiesrecht voor mannen, waarbij ieder mannelijk staatsburger met uitzondering van misdadigers, krankzinnigen, enz., die een zekeren leeftijd heeft bereikt, kiezer is; dit stelsel hebben o. a. Frankrijk en Duitschland (alleen voor den Rijksdag); 2) direct kiesrecht, waarbij de kiezers onmiddellijk de vertegenwoordigers kiezen; 3) indirect kiesrecht, waarbij de kiezers niet onmiddellijk de vertegenwoordigers maar een kies-college kiezen, welk college dan met de eigenlijke verkiezing is belast; 4) geheim kiesrecht, waarbij de keuze, van eiken kiezer persoonlijk, volstrekt geheim blijft, waar tegenover staat openbaar kiesrecht, waarbij de keuze openbaar, hetzij mondeling als anderszins wordt uitgebracht, een stelsel dat gelegenheid opent tot beïnvloeding der keuze van de individueele kiezers en meer en meer in onbruik raakt; 5) verschillende combinaties der onder 1—4 vermelde stelsels. Wordt voor een te bezetten plaats door de betreffende kiesgerechtigden slechts een enkele candidaat opgegeven, dan is deze, zoo hij voldoet aan de gestelde bijzondere eischen, gekozen en de verkiezing is afgeloopen. Worden meerdere candidaten opgegeven, dan moet er stemming plaats hebben, waarbij de kiezers hun stem mogen uitbrengen op den candidaat hunner keuze; diegene der candidaten die op deze wijze de meeste stemmen op zich vereenigt, hetzij bij eerste stemming of bij herstemming, is dan gekozen. Wat betreft het verkiezen van leden der Eerste en Tweede kamer, zie Kieswet, van leden voor de Provinciale Staten, zie ald., voor den Gemeenteraad, zie Gemeentewet, van leden der Kamers van Arbeid, zie ald.

< >