koning der Perzen, uit het geslacht der Sassaniden (590—628), had terstond bij den dood van zijn vader te strijden tegen Bahram, die aanspraak maakte op den troon. Bij Nisibis door dezen overwonnen, vluchtte K. tot de Byzantijnen.
Keizer Mauritius verschafte hem hulp en met den bijstand van een byzantijnsch leger kon hij: zijn troon beklimmen, nadat de keizerlijke veldheer Narses Bahram had verslagen en hem gedwongen zijn heil bij de Turken te zoeken. De moord van Mauritius was aanleiding dat K. in het byzantijnsche rijk viel, voorgevende zijn weldoener te wreken en den moordenaar Phocas te straffen. De oorlog, welke toen aanving, duurde 17 jaren (604—21) en was de laatste, die tusschen Romeinen en Perzen gevoerd werd. In het begin was K. zeer gelukkig, Syrië, Palestina, Egypte, Klein-Azië vielen in zijn macht (614 —16) en Konstantinopel stond op het punt door hem te worden genomen, toen keizer Heraclius zich eindelijk vermande, de Perzen in verschillende gevechten overwon, uit de veroverde provinciën verdreef, in hun eigen land nederlaag op nederlaag toebracht en tot bij Ktesiphon doordrong. Nu werd K. door de rrjksgrooten van den troon gestooten en, bij de woelingen hierdoor ontstaan, omgebracht door zijn zoon Siroes (628).