een steenige massa aan de wanden van stoom- en andere ketels, die bij de verdamping van het water ontstaat. De K. bevat voornamelijk koolzure en zwavelzure verbindingen van baryum, calcium en magnesium, die evenals toonaarde en kiezelzuur in het water opgelost zijn.
Hij werkt storend, daar hij als slechte warmtegeleider de warmte en zoodoende de stoom-ontwikkeling tegenhoudt; hij is verder de oorzaak van het springen der ketels (stoomketelontploffingen) en dus ook zeer gevaarlijk. Daar de bestanddeelen van het water zoo verschillend kunnen zijn, heeft men tot heden nog geen universeel middel tegen den K. kunnen vinden; de in den handel gebrachte anti-K.-middelen zijn dikwijls zelfs schadelijk en veelal nutteloos. Het doelmatigst is het, ’t water te zuiveren alvorens het in den ketel te laten. Bij het systeem-Dehne wordt het water voor het in den ketel komt in een onafgebroken werkend zuiveringstoestel gedaan, door stoom verhit tot 70 a 80° en dan gezuiverd door bijtsnatron en soda; een deel der K.-vormende bestanddeelen van het water blijft dan in het zuiveringstoestel achter, de rest wordt er in persfilters uit verwijderd. De K. moet, indien hij een dikte van 5 millim. heeft bereikt, noodzakelijk worden verwijderd; dit heeft nog steeds plaats door het bikken (ketelbikken), wat een moeilijke en tijdroovende arbeid is en in den regel na elke reis plaats moet hebben.