in het slavisch Karosh of Krainer Hruscheza, een ongeveer 12 mijl lang en 1500 voet hoog kalksteenplateau, dat zich in de oostenrijksche kroonlanden Karinthië, Krain en het kustland in z.o. richting uitstrekt van Isonzo tot aan de golf van Quarnero, en onderscheiden wordt in de Triëster Karst en Tchitscher Karst of Boden. De geheele K. is geen eigenlijk gebergte, maar meer een hoogvlakte met hooge uitstekende punten, deels bergen of heuvels, deels smalle, getande kammen, is bijna overal dor en onvruchtbaar, met groote steenen als bezaaid, vol grotten en holen en onderaardsche riviertjes.
Het geheele plateau is een treurige woestenij, dat slechts op enkele plaatsen eenige mais- en vruchtenteelt toelaat; sommige gedeelten zijn zonder eenigen plantengroei, daar de hevige noordoostenwind, de Bora, die hier gemeenlijk waait, den plantengroei onmogelijk maakt. Deze zelfde Bora maakt het overtrekken van het gebergte gevaarlijk. Onder 'de talrijke holen is de grot van Adelsberg (zie ald.), in de nabijheid van het merkwaardige Czirknitzermeer. De K. wordt bewoont door de' Tchitaten, een volksstam, die voor de laatste vertegenwoordigers van de oude Japoden of Japydiërs gehouden wordt en die een uiterst armoedig en ellendig bestaan leiden, daar alles, zelfs het noodige water hun ontbreekt. Over de Triëster K. loopt van Triëst af een straatweg naar Prawald en van daar in n.w. richting naar Isonzo en in n.o. richting over Adelsberg naar Laibach.