(vorst) beiersch veldmaarschalk, 1707—1838, werd in 1795 kolonel, streed aan de zijde van aartshertog Karel en dekte bij Hohenlinden den terugtocht der oostenrijksche armee. Tot generaal bevorderd, voerde hij een kommando in de oorlogen van 1805, 1809 en 1812 door Beieren als bondgenoot van Frankrijk ondernomen.
Na den slag van Leipzig sloot hij met de Oostenrijkers de overeenkomst van Reid, keerde zich tegen de Franschen en wilde Napoleon den terugtocht versperren, maar werd verslagen bij Hanau. Hij volgde nu het vijandelijk leger over den Rijn, en nam deel aan de gevechten bij La Rothière en Bar-sur-Aube. Op het Weener Congres van 1815 vertegenwoordigde hij Beieren; in 1822 werd hij opperbevelhebber van het beiersche leger en wist door zijn gematigd optreden in 1832 de onlusten in Rijn-Beieren te stillen.