duitsch wiskundige, zoon van Franz N. (zie boven), geb. 7 Mei 1832 te Koningsbergen, habiliteerde zich in 1858 als privaat-docent aan de universiteit te Halle, waar hij in 1863 buitengewoon hoogl. werd, ging in 1865 als gewoon hoogl. naar Bazel en in 1868 naar Leipzig. Voorn, werken: Uéber die Entwicklung einer Funktion mit imaginärem Argument nach den Kugelfunktionen erster und zweiter Art (1862), Die magnetische Drehung der Polarisationsebene des Lichts (1863), Vorlesungen Uber Niemanns Theorie der Abelschen Integrale (Lpz. 1865 en 1884), Die Haupt- und Brennpunkte eines Linsensystems (2de druk 1893), Die elektrischen Kräfte (2 dln., Lpz. 1873 en 1898), Vorlesungen über die mechan.
Theorie der Wärme (1875), Untersuchungen über das logarithmische und Newtonsche Potential (1877), Uéber die nach Kreis-, Kugelund Cylinderfunktionen fortschreitenden Entwicklungen (1881), Hydrodynamische Untersuchungen (1883), Allgemeine Untersuchungen über das Newtonsche Princip der Fernwirkungen (1896).
