duitsch geschiedschrijver, geb. 10 Sept. 1765 in het Mansfeldsche, was eerst hoogleeraar te Frankfort a. d. Oder, vervolgens te Koningsbergen en in 1818 te Bonn, waar hij 12 Maart 1846 overleed.
Zijn schriften betreffen meerendeels de geschiedenis der ontwikkeling van het staats- en maatschappelijk leven, vooral der middeleeuwen. Tot deze behooren: Deutsche Finanzgeschichte des Mittelalters (1805), Geschichte des Ursprungs der Begalien in Deutschland (1806), Geschichte des Ursprungs der Stände in Deutschland (3 dln., omgewerkte uitgave 1830), Geschichte des byzantinischen Handels (1808), Ursprünge der Besteuerung (1818), Staatsrecht des Älterthums (1820), Städtewesen des Mittelalters (4 dln., 1825—29), Ursprünge der Kinla ne, tfa.s*<iii<i des Mittelalters (1831), Römische Gi male, i 11832), Staatsverfassung der 1st achten (db34), Ursprünge der röm. Verfassungen, durch Vergleichungen erläutert (1835), Handels geschickte der Griechen
