zweedsch natuuronderzoeker, in 1743 te Jönköping geb., studeerde te Upsala onder Linnaeus, ging, in dienst van de Nederl. O.-Indische compagnie, in 1772 naar de Kaap de Goede Hoop, waar hij zich 3 jaren ophield en de landen der Hottentotten en Kaffers bezocht.
In 1775 vergezelde hij als geneesheer de ambassade der O.-Ind. compagnie naar den keizer van Japan. In 1778 bezocht hij andermaal de Kaap en keerde van daar naar zijn vaderland terug. Zijn rijke verzameling schonk hij aan de hoogeschool van Upsala, waarbij hij als hoogleeraar in de kruidkunde werd aangesteld. Hij stierf in 1828. Zijn belangrijkste geschriften zijn, behalve de beschrijving zijner reis, Flora Japonica, Flora Capensis, Icônes plantarum Japonicarum, Museum naturalium academiae Upsaliensis, Dissertationes academicae.