Gepubliceerd op 23-02-2021

Kanon (wapen)

betekenis & definitie

in het algemeen elk vuurwapen van aanzienlijke grootte, of elk vuurwapen dat niet tot de handvuurwapens kan worden gerekend. In engeren zin is een K. een stuk geschut, dat zijn lading in een vlakke baan voortdrijft (in tegenstelling met houwitsers en mortieren, zie ald.).

Een K. is in het algemeen een holle metalen buis, waarvan de binnenruimte (de ziel) eindigt in een voor de lading bestemde kamer. De opening der ziel heet de mond van het K., het achtervlak de bodem, het metaal achter dien bodem stootbodem. In de lengte wordt een K. in verschillende deelen verdeeld; deze worden bepaald door verdikkingen van het metaal, banden genaamd, en worden aangeduid met de benamingen van mondstuk, het tappenstuk (waaraan zijwaarts uitstekende cilinders, de tappen, door middel van verdikkingen, de tapborsten, verbonden zijn), het bodemstuk, waarin het zundgat, waardoor de ziel gemeenschap heeft met de buitenoppervlakte en de lading ontstoken wordt, de broek of culas, de druifhals en druif. Met de tappen rust het K. op het affuit en is daarmede door de tappendekplaat verbonden (zie Broekzwaarte). Boven op het K. vindt men een vizier, nabij de opening van het zundgat het slotsteun om daaraan het slot, waarmede het K. wordt afgevuurd, te kunnen bevestigen. De mond, tappen en bodemstukken vormen tezamen de schacht. De kanonnen worden meestal benoemd naar het kaliber (middellijn der ziel), uitgedrukt in centim. (soms in millim.).

< >