Gepubliceerd op 29-01-2021

Justus van effen

betekenis & definitie

Nederl. schrijver, geb. 21 April 1684 te Utrecht, studeerde te Leiden i/d rechten en werd daarop huis-onderwijzer bij aanzienlijke jonge lieden. In 1714 vergezelde hij den heer van Duivenvoorde naar Engeland om George I bij diens troonbestijging geluk te wenschen; hierna werd hij in 1716 gouverneur van den jongen graaf van Wilderen, dien hij drie jaren aan de hoogeschool te Leiden bijstond, waarna hij met den prins van Hessen-Philipsthal een reis naar Zweden deed, waar hij zich toegang tot de hoogste kringen wist te verwerven. Na een zestal jaren de studiën van den zoon van den directeur-generaal van Ned. Indië, Huisman, te hebben geleid, werd van Effen eerste secretaris bij ’t gezantschap dat koning George II bij diens troonsbestijging ging gelukwenschen. Bij zijn terugkeer werd hij aangesteld tot commies van ’s Lands magazijnen te ’s Hertogenbosch, waar hij 15 Sept. 1735 overleed. Zijn beroemdheid heeft hij in het bijzonder te danken aan de wijze waarop hij, in navolging van den Engelschen „Spectator” een Nederl. Spectator redigeerde (1731—35, groot 12 dln., 2e druk 1756), waarin hij met zeer veel vernuft de gebreken en zeden zijns tijds en verschillende historische bijzonderheden, in een prettigen boeienden stijl heeft geschilderd.

< >