Gepubliceerd op 14-03-2021

Julius otto august wiggers

betekenis & definitie

duitsch god- geleerde, 1811—1901; 1840—52 prof. te Ros- tock, daarna tot 1858 in gevangenschap wegens hoogverraad, 1871—81 lid van den rijksdag (vooruitstrevend); schreef: Geschichte der evang. Mission (1846, 2 dln.), Das Ver fassungsrecht im Groszherzogthum Mecklenburg-Schwerin, enz. Zijn broeder, Moritz W., 1816—94, advokaat te Rostock, 1848 president van de Mecklenburgsehe constituante, was betrokken in het hoogverraadproces van zijn broeder; van 1867—81 lid van den Rijksdag, schreef: Die Wiederherstellung der Jjeibeigenschaft in Mecklenburg (1864), Der Vernichtungskampf wider die Bauern (1864).

< >