nederlandsch dichter, geb. te Hooge-Zwaluwe 1760, overl. te Arnhem 1805, was raadsheer in het provinciaal gerechtshof van Gelderland. Bekendste werken: Oden en gedichten (1782), Gedichten (1792), Nagelaten gedichten, oden en elegieën (1809).
Het laatste werk werd uitgegeven door zijn vrouw, Antoinette Ockerse, geb. te Vianen 1763, overl. te Leiden 1828), zelf een begaafde dichteres, die o. a. schreef: Oden en elegieën (3de dr. 1818), Mengelingen in proza en poëzij (2de dr. 1817).