Nederl. hoogleeraar, geb. 5 Juli 1861 te Rotterdam, bezocht het gymnasium te Zetten, studeerde van 1879 tot 1884 aan de Utrechtsche hoogeschool, onder de hoogleeraren Doedes, Van Oosterzee, Beets, Opzoomer enz., in de theologie, promoveerde 14 Mei 1884, op ; De tekst der Brieven van Paulus aan de Romeinen, de Corinthen en de Galaten als voorwerp van de Conjecturaal critiek beschouwd, was eenige jaren te Almelo als predikant (Ned. Herv.
Kerk) arbeidzaam, en werd 29 Juli 1895 benoemd tot hoogleeraar aan de universiteit te Utrecht (christel. theologie, oud-christel.. letterkunde, uitlegging van het nieuwe testament), welk ambt hij 9 Oct. van genoemd jaar met een rede over De oud-christelijke letterkunde aanvaardde. B. schreef: grieksch-Theologisch woordenboek; Novum Testamentum graecum enz.