Gepubliceerd op 23-02-2021

Johannes hus

betekenis & definitie

duitsch Husz, boheemsch kerkhervormer, .geb. 6 Juli 1369 te Husinetz in Zuid-Bohemen, ontving de priesterwijding, on werd in 1402 gees-i telijke aan de Bethlehemskapel aldaar.

Reeds toen begon hij met klem op verschillende hervormingen aan te dringen en meer en meer tot de leer van Wiclif overhellende kwam hij ten slotte openlijk tegen de r.-kath. kerk in opstand. In 1408 uit het geestelijk ambt, dat hij destijds bekleedde, ontzet, en in 1412 wegens zijn ijver tegen den aflaat verbannen, verliet hij Praag en hield zich oenigen tijd schuil op de burchten van verschillende bevriende edellieden. Deze tijd van rust gebruikte hij om zijn inzichten schriftelijk uit te werken en grondiger uiteen te zetten; hij schreef in dien tijd o. a. De ecclesia, een zijner bekendste geschriften. Zijn leer heeft die van Wiclif tot grondslag; in tegenstelling met Wiclif bleef H. echter vasthouden aan de leer der transsubstantiatie. In Nov. 1414 verscheen H. te Konstanz, om zich op het hier te houden concilie te verantwoorden.

Daar hij echter de mis las en tevens vrijelijk zijn meeningen begon te verbreiden, werd hij 28 Nov., op pauselijk bevel, gevangen genomen, en het volgend jaar op een reeks uitspraken uit zijn geschriften van ketterij beschuldigd en voor het concilie geroepen (5, 7 en 8 Juni 1415); op den eisch om zijn leer te herroepen verklaarde hij zich daartoe bereid wanneer men hem uit den bijbel aantoonde dat hij dwaalde, doch weigerde beslist om zich onvoorwaardelijk aan het concilie te onderwerpen. Daarop lieten zijn machtige beschermers, uit politieke overwegingen, hem vallen en in de openbare zitting van het concilie van 6 Juli 1415 werd H. tot den brandstapel veroordeeld, welk vonnis op last van den magistraat van Konstanz, in wiens handen de veroordeelde werd gesteld, onmiddellijk voltrokken werd. Behalve als hervormer heeft H. ook beteekenis als bevorderaar der tsjechische taal, waaraan hij een nieuwe orthographie gaf. (Zie ook Hieronymus van Praag.)

In Sept. 1415 sloten een aantal edellieden, aanhangers van H., een verbond, „om de vrije prediking van Gods woord te beschermen en bisschoppelijke of pauselijke verordeningen slechts in zooverre te erkennen als zij met de heilige schrift overeenstemden.” Een reeks van bloedige oorlogen (Hussietenoorlog), die gedurende 16 jaren Bohemen teisterden, was hiervan het gevolg. Zoolang de Hussieten eensgezind bleven, sloegen zij alle aanvallen der door den paus te hulp geroepen Duitschers af en begonnen zelfs aanvallend op te treden. Weldra ontstonden er echter onder hen verschillende strengere en meer gematigde richtingen (Taborieten, Orphanieten, Calixtijnen, de Praagsche richting). Met de nederlagen der Taborieten in de veldslagen bij Böhmisch-Brod en Lipan viel de beweging vrijwel uiteen. Uit de overblijfselen der Taborieten ontstonden later de Boheemsche broeders; de leden der overige richtingen keerden deels tot de kath. kerk 'terug, en sloten zich voor het overige bij de duitsche hervorming aan.

Literatuur: C. Becker, Die beiden böhm. Reformatoren und Märtyrer Johann H. und Rieronymus von Prag (Nördl. 1858), Böhringer, Die Vorreformatoren (Stuttg. 1879), Höfler, Magister Johannes U. (Praag 1864), Krummei, Geschichte der böhm. Reformation (Gotha 1866), de desbetreffende hoofdstukken in Palacky’s „Geschiedenis van Bohemen” (vooral in de tsjechische uitgave), Berger, Johannes R. und König Sigismund (Augsb. 1872), Lechler, Joh. von Wiclif und die Vorgeschichte der Reformation (2 dln., Lpz. 1873), E. Denis, Russ et la guerre des Russites (Par. 1878), van der Hägen, Jean H., exposé de sa doctrine (Alençon 1887), Lechler, J. H. (Halle 1890).

< >