Gepubliceerd op 23-02-2021

Johannes hermanus krom

betekenis & definitie

nederlandsch godgeleerde, geb. 1767, hervormd predikant, laatstelijk te Gouda, waar hij in 1827 overl. Gaf in het licht: Verzameling van bijdragen ter bevordering van bijbelsche uitlegkunde en beoefenend christendom (met Willes, 2 dln.

Amst. 1827), Johannes de Dooper (3 dln., Amst. 1804), Brieven over de geestenkunde van Jung-Siilling (Amst. 1816).

< >