president van het grieksche gemeentebest, 1827 —31, geb. 1776, te Corfu, overl. 1831 te Nauplia. In 1800 kreeg hij de opdracht om het bestuur der eilanden Cephalonia, Ithaka en Sta Maura te regelen en in 1802 werden hem de portefeuilles van buitenlandsche zaken, marine en handel van de jonge republiek der Ionische eilanden toevertrouwd.
In 1809 trad K. in russischen staatsdienst en onderteekende in 1815 als gevolmachtigde van keizer Alexander I den tweeden vrede van Parijs, maar toen de Grieken waren opgestaan tegen de turksche overheersching nam hij ontslag uit den russischen dienst en was in WestEuropa werkzaam voor het welslagen der grieksche zaak. Te Parijs ontving hij in 1827 bericht van zijn benoeming tot hoofd van den griekschen staat en den 24sten Januari daaropvolgende aanvaardde hij het bewind. Zijn eerste zorg was om de orde in den nieuwen staat te herstellen, doch dit berokkende hem vijanden en toen hij zich te gevoelig toonde voor europeesche en speciaal voor russische invloeden en zeer streng optrad tegen het Mainotisch geslacht Mauromichaelis, waarvan Petros zooveel roemwaardigs had verricht gedurende den vrijheidsoorlog, richtte zich de stemming van het meerendeel der Grieken tegen hem en werd eindelijk tot zijn ondergang besloten. Den 9den Oct. 1831 viel K., toen hij te Nauplia een kerk binnenging, door de hand van Konstantinos en Georgios Mauromichaelis, broeder en zoon van Petros.
