geneeskundige, in 1758 te Rauden in Oost-Friesland geb., studeerde te Göttingen en te Halle en werd aldaar in 1787 buitengewoon, in 1788 gewoon hoogl. in de medicijnen. In 1810 werd hij als hoogl. aangesteld bij de nieuw opgerichte hoogeschool te Berlijn en in 1813 belast met het oppertoezicht over de militaire hospitalen op den linker Elbe-oever.
Hij stierf nog in ditzelfde jaar. Van zijn geschriften vermelden wij: Eeber die Erkenntniss und Cur der Fieber (5 dln., nieuwe uitg. 1820—28). Na zijn dood werden uit zijn papieren nog uitgegeven: Entwurf einer allgemeinen Therapie (Halle 1816) en Entwurf einer allgemeinen Pathologie (3 dln., Halle 1815).