Gepubliceerd op 20-01-2021

Johan jakob le sage ten broek

betekenis & definitie

Nederl. godgeleerde, geb. te Den Haag, 1742, werd in 1765 doctor, in 1769 hoogleeraar in de wijsbegeerte te Groningen, in 1773 doctor in de theologie, in 1777 predikant te Rotterdam, zag zich tijdens de woelingen op het einde der eeuw uit zijn bediening ontzet, werd later weer aangesteld, kreeg in 1822 zijn emeritaat, en overl. 20 Jan. 1823; hij schreef: Bundel kerkelijke redevoeringen (1783), enz.

< >