Gepubliceerd op 29-01-2021

Johan hendrik gallée

betekenis & definitie

Nederl. letterkundige, geb. 9 Sept. 1847 te Vorden. studeerde te Leiden in de letteren, werd 1872 leeraar in de nederl. taal- en letterkunde aan het gymnasium te Haarlem en in Juni 1882 hoogleeraar aan de hoogeschool te Utrecht, in gothiek, beginselen der vergelijkende indogermaansche taalwetenschap in het algemeen en der germaansche in het bizonder, angelsaksisch en middelhoogduitsch (op een redevoering over De invloed van de taalstudie op het gebied der letteren en mythologie); hij schreef: Bijdrage tot de, geschiedenis der dramatische vertooningen in de Nederlanden gedurende de middeleeuwen (1873), Altsachsische Landund Flexionsléhre (1878), Gutiska (1880—82), Register op tijdschriften over Nederl, taalkunde (21886) voorts artikelen i/d „Encyclopédia Britannica”, „Onze volkstaal”, enz.; G. is ook mede-redacteur van „Nomina geographica neerlandica”, geschiedkundig onderzoek der nederlandsche aardrijkskundige namen.

< >