Gepubliceerd op 17-02-2021

Joël emanuel goudsmit

betekenis & definitie

nederl. rechtsgeleerde, geb. 1813, volbracht met bekrompen middelen zijn studiën, promoveerde in 1842 te Leiden in de rechten, practiseerde in genoemde. stad eenigen tijd als advokaat, tevens als repetitor les gevende aan studenten, en werd in 1859 hoogleeraar in het romeinsche recht aan de universiteit aldaar, als opvolger van zijn leermeester van Assen, welke betrekking hij aanvaardde met een rede: De juris Romani studio his quoque temporibus excolendo. Grondig kenner der romeinsche oudheid, diep doorgedrongen zoowel in de rechtsinstellingen der Romeinen als in hunne zeden, denkwijze en letterkunde, heeft G. aan zijn studievak nieuw leven gegeven, en was hij een dergenen, die hebben bijgedragen om het doode aanleeren van de uitspraken van het romeinsche recht te vervangen door een grondig doordringen in den geest en het wezen van de romeinsche methode van rechtsvorming en rechtsbeoefening.

Zijn hoofdwerk zijn de Pandecten waarvan het eerste deel in 1868 het licht zag. Hij overl. in 1883.

< >