nederlandsch oriëntalist en letterkundige, geb. 28 Aug. 1817 te Aartswoude, werd in 1843 leeraar in de oostersche talen aan de militaire academie te Breda, in 1881 hoogleeraar aldaar, en bij de reorganisatie dier academie in 1877 hoogleeraar en hoofd van onderwijs in geschiedenis, aardrijkskunde, de land- en volkenkunde van Oost-Indië en de verschillende, aan die academie onderwezen talen; 1 Oct. 1885 op pensioen gesteld, overl. hij 5 Nov. 1886 te Breda. Hij gaf in het licht: Handleiding tot de kennis der maleische taal (Breda 1845, 11de dr., herzien en bijgewerkt door A.
A. Fokker, Utr. 1901), Handleiding bij de beoefening der maleische taal- en letterkunde (1845, geheel omgewerkte 2de dr. 1856, 6de dr., bewerkt, door R. van Eek, 1893), Handleiding bij de beoefening der land- en volkenkunde van Nederl. Oost-Indië (2 dln. 1861— 64, 5de dr., bewerkt door R. van Eek, 1898), Handleiding bij de beoefening der javaansche taal- en letterkunde (1848), Handleiding bij de beoefening der javaansche taal (Leid. 1886), Handleiding bij de beoefening van het maleische letterschrift (2de dr. 1859), Maleische schrijf- en leesoefeningen (1867), Aardrijkskundige beschrijving van Nederl. Oost-Indië (1868), De nederl. bezittingen in Azië en Amerika (toelichting op den atlas van dr. Dornseiffen, 2de dr. 1878), verder maleische en javaansche tekstuitgaven, bijdragen in „de Gids” (1847 —71), „Tijdschrift voor Nederl.-Indië” enz., eindelijk algemeene aardrijkskundige werken, geschriften over de militaire academie te Breda, vertalingen enz.