Gepubliceerd op 20-01-2021

Jean van der driesche

betekenis & definitie

Zuid-Nederl. linguïst, geb. te Oudenaarde, 1550, overl. te Leiden, 1616, kreeg in 1571 een leerstoel in de oostersche talen te Oxford, en was daarna achtereenvolgens te Franeker en Leiden hoogleeraar in het hebreeuwsch; men heeft van hem: Quaestiones et responsiones (1585). Animadversiones 1585), Locutionum sacrarum miscellanea (1586), Tetragrammaton of De nomin'ï Dei proprio (1604), Grammatica Hebraica (1612 enz.

< >