fransch politicus, geb. 12 Nov. 1758 te Grenoble, studeerde in de rechten en kocht zich 1783 te Grenoble het ambt van rechter. Toen de stenden van Dauphiné 1788 eigenmachtig bijeenkwamen, benoemden zij M. tot hun secretaris-generaal.
Tot afgevaardigde in de rijksstenden gekozen, publiceerde hij de geschriften Nouvelles observations sur les états généraux (Grenoble 1789) en Considérations sur le gouvernement et 'principalement sur celui qui convient à la France (1789), waarin hij de voordeelen van het systeem van twee kamers uiteenzette en aldus den grondslag legde voor de latere charte. Op voorstel van M. verklaarden de rijksstanden zich tot nationale vergadering, hij diende een ontwerp van de ,,rechten van den mensch” in en hij werd tot lid van het comité gekozen, dat de nieuwe staatsregeling moest ontwerpen. Toen de vergadering het systeem van twee kamers met het absolute veto verwierp, trad hij uit het comité en sloot zich bij de monarchisten aan. Niettemin werd hij 29 Sept. 1789 tot president gekozen, in welke hoedanigheid hij zich tevergeefs verzette tegen de révolutionnaire bewegingen van het gepeupel op 5 en 6 Oct.; ten gevolge van het besluit om de vergadering naar Parijs te verleggen, diende hij 8 Oct. zijn ontslag in en begaf zich naar Zwitserland. Toen gaf hij zijn beroemd werk Becherches sur les causes qui ont empêché les Français de devenir libres (2 dln., Genève 1792) uit. Nadat hij 1793 een reis naar Londen had gemaakt, begaf hij zich naar Weimar en richtte op het kasteel Belvedere een inrichting voor onderwijs op.
Na den 18den Brumaire (9 Nov. 1799) keerde hij naar Frankrijk terug, waar Bonaparte hem tot prefect van het departement Ille-et-Villaine en later tot staatsraad benoemde. M. overl. 16 Jan. 1806. Van zijn werken dient nog genoemd: De Vinfluence attribuée aux philosophes, aux francs-maçons et aux illuminés sur la révolution de France (Tubingen 1801).