Gepubliceerd op 19-01-2021

Jean jacques altmeyer

betekenis & definitie

Belgisch geleerde, geb. 1804, overl. te Brussel 1877. In 1831 werd hij doctor in de philosophie, in 1832 doctor in de rechten; bij de vestiging der universiteit te Brussel kreeg hij den leerstoel in geschiedenis; later opende hij cursussen in grieksche en romeinsche kunstgeschiedenis, politieke economie en handelsgeschiedenis.

Hij stond op vriendschappelijken voet met Proudhon. Zijn meeste werken bewegen zich op wijsgeerig-historisch gebied.

< >