fransch teekenaar en karikaturist, geb. te Nancy, 3 Sept. 1803, zoon van een miniatuurschilder, ging in 1820 naar Parijs, waar hij zijn eerste teekeningen, verzamelingen van lithographieën, in het licht gaf, w.o.: le Dimanche d’un bon bourgeois ou les tribulations de la petite propriété, les Amusements de Venfance, les Plaisirs de la jeunesse, les Jouissances de Vâge mûr, en les Passetemps de la vieillesse, waarin hij blijk gaf van een scherp waarnemenden blik; zijn Métamorphoses du jour (70 bladen, 1826, in 1853 verschenen met tekst van Beaulieu), waarin bekende persoonlijkheden met dierengezichten op hoogst komische en lachwekkende wijze de gebreken en dwaasheden des tijds voorstellen, maakten hem tot een zeer populair man.
Na de Juli-revolutie werd hij artistiek medewerker van „la Caricature” en van „le Charivari”, waarin o. m. verschenen: le Mât de Cocagne, le Convoi de la liberté, la Bassecour enz., benevens een menigte politieke spotplaten; er zijn weinige historische gebeurtenissen van dien tijd die hij niet sarkastisch behandeld heeft. De Septemberweren noodzaakten hem echter tot voorzichtigheid, waarop hij voor het „Magasin pittoresque” begon te werken, voor welk magazijn hij vele series toekende, als: Physionomie du chat, Têtes d’hommes et d’animaux comparées, le Carnaval du riche en le Carnaval du pauvre; G. heeft ook vele dichters en schrijvers geïllustreerd (Béranger, Lafontaine, Cervantes), en gaf verscheidene prentenboeken in het licht, w.o.: Les pétites misères de vie humaine (50 bladen, met tekst van Forgues, 1842), Un autre monde (1843), Les cent proverbes (50 bladen, 1844), Les fleurs animées (52 bladen, 1846). G. overl. 17 Maart 1847 in het krankzinnigengesticht te Vanves bij Parijs.