Gepubliceerd op 14-03-2021

Jean henri van swinden

betekenis & definitie

ned. geleerde, geb. te ’s Gravenhage in 1746, werd in 1767 hoogleeraar in natuurlijke wijsbegeerte en in de logica en metaphysica te Franeker. Zijn Recherches sur les aiguillcs aimantées et leurs variations werden in 1780 door de academie der wetenschappen te Parijs bekroond.

Eene gelijke onderscheiding viel hem bij de academie te Munchen te beurt op zijn verhandeling: Sur Vanalogie de Vélectricité et le magnétisme. In 1785 werd hij hoogleeraar in de wis-, natuuren sterrenkunde aan het athenaeum te Amsterdam. Als lid der commissie ter verbetering van het zeewezen maakte hij zich verdienstelijk door den Almanak ten dienste der zeelieden, door een verhandeling Ter bepaling der lengte op zee en eene Over Oc- en Sextanten. Nog meer maakte hij naam als lid der vergadering, die in 1798 te Parijs samen kwam, om met de leden van het fransche instituut te beraadslagen over een algemeen stelsel van maten en gewichten. Zijn verslagen over dat onderwerp zijn opgenomen in de Mémoires de Vlnstitut. In 1802 gaf hij zijn Verhandeling over volmaakte maten en gewichten in het licht (2 dln.). Overigens behooren nog tot zijn geschriften: Recueil de différents mémoires sur Vélectricité et le magnétisme, Réflections sur le magnétisme animal, Grondbeginselen der meetkunde, enz. Hij overleed te Amsterdam 9 Maart 1823.

< >