Gepubliceerd op 17-02-2021

Jean hardouin

betekenis & definitie

fransch geleerde, geb. 1646 te Quimper, werd op zijn twintigste jaar in de orde der Jezuïeten opgenomen en legde zich, behalve op de godgeleerdheid, op de grieksche en latijnsche letterkunde, de geschiedenis en penningkunde toe. Het eerst maakte hij zich bekend door de uitgave van Plinius’ Pistor ia naturalis in de verzameling van klassieken in usum Delphini (5 dln., Par. 1685), maar nog meer door de zonderlinge stelling, dat verreweg de meeste voortbrengselen der klassieke schrijvers, alsmede die der kerkvaders, door monniken in de 13de eeuw zouden zijn opgesteld.

Later heeft hij dit met groote scherpzinnigheid voorgedragen gevoelen herroepen, doch gaf spoedig opnieuw aanstoot door de uitgave zijner Conciliorum collectio (12 dln., Par. 1715), waarin hij alle vóór het Trentsche concilie beschreven handelingen van kerkvergaderingen voor ondergeschoven hield, waarom het parlement van Parijs dit werk verbood. Door deze paradoxen geraakte hij in groote moeilijkheid, doch overl. in 1729 zonder ze herroepen te hebben. In zijn Opera varia (Amst. 1733) zijn ook de meeste verboden schriften opgenomen.

< >