fransch oudheidkundige, geb. 2 Jan. 1787 te Parijs, doorreisde 1810—12 Italië, Zwitserland en Holland, werd 1816 lid van de Académie des Inscriptions, 1831 professor der geschiedenis en oudheidkunde aan het Collége de France en directeur der koninklijke bibliotheek, 1840 inspecteur-generaal der archieven van Frankrijk; hij overl. 14 Dec. 1848 te Parijs. L. heeft zich vooral op het gebied der epigraphie en der numismatiek zeer groote verdiensten verworven.
Als zijn voornaamste werken dienen genoemd: Recherches sur les fragments d’Hér on d’Alexandrie (prijsschrift 1816, gedrukt 1851), Recherches pour servir d Vhistoire de VEgypte, pendant la domination des Grecs et des Romains (1823), Observations sur Vobjet des représentations zodiacales qui nous restent de Vantiquité (1824), Matériaux pour servir d Vhistoire du chrisUanisme (1833), Lettres sur l’emploi de la peinture historique murale chez' les Grecs et les Romains (2 dln., 1835 —37); voorts de uit een handschrift der kon. bibliotheek herstelde Fragments des poèrnes géographiques de Scymnus de Chio et du faux Dicéarque (1840), alsmede Recueil des inscriptions grecques et latines de VEgypte (2 dln., 1842—48, met atlas, voortgezet door Brunet de Presle), e. a., alsook tal van mémoires en verhandelingen in geleerde tijdschriften. Een bloemlezing uit zijne talrijke werken werd gepubliceerd door Fagnan in 6 dln. (Parijs 1881—85).