Gepubliceerd op 23-02-2021

Jannina

betekenis & definitie

Joannina of Janina, hoofdstad van het gelijknamig vilajet van Europeesch-Turkije, in Neder-Albanië (Epirus), in een door hooge bergen begrensd dal, aan de westzijde van het afvloedlooze, 38 km.2 groote meer van J.; de stad is zetel van den turkschen gouverneur-generaal, en van consulaire ambtenaren van verschillende landen; zij heeft omstreeks 26.000 inw., w.o. 15.000 Grieken, 8500 albaneesche Mohammedanen en 2500 Joden. Vele bouwvallen van vestingwerken, paleizen, kerken en andere groote bouwwerken; de nieuwe stad heeft een groot regeeringsbouw, een groote bazar, 7 kerken, 18 moskeeën, een grieksch gymnasium.

De Grieken hebben J. tot een belangrijke handelsstad gemaakt (uitvoer van zelfgefabriceerde waren, als marokijn, zijden stoffen, met goud doorweven stoffen enz.). Tegenover de oude vesting bevinden zich op een eilandje verscheidene kloosters. J. schijnt in de 9de eeuw te zijn ontstaan; in de 13—14de eeuw was het een der hoofdplaatsen van het despotaat Epirus; in 1430 viel het in handen der Turken. In de 18de en het begin der 19de eeuw was J. een hoofdzetel der nieuwgrieksche geestesbeschaving. Sedert 1788 heerschte hier de stadhouder Ali-Pasja (zie ald.), tot hij in 1822 ten onder gebracht werd.

< >